Verplichte toepassing vrijstelling inhouden dividendbelasting vanaf 2025

Als een vennootschap dividend uitkeert, kan in bepaalde gevallen een vrijstelling voor het inhouden van dividendbelasting gelden. De keuzemogelijkheid om deze vrijstelling wel of niet toe te passen, verdwijnt. Vanaf 2025 is de vennootschap verplicht om gebruik te maken van de vrijstelling.

Inhouding dividendbelasting

Euro

Een vennootschap die dividend uitkeert, moet hierop over het algemeen 15% dividendbelasting inhouden en afdragen aan de Belastingdienst. De vennootschap moet binnen een maand na de dag waarop het dividend beschikbaar is gesteld een aangifte dividendbelasting doen, en de dividendbelasting afdragen aan de Belastingdienst.

Vrijstelling inhouding dividendbelasting

Keert de vennootschap dividend uit aan een andere vennootschap die 5% of meer van de aandelen in bezit heeft? Dan kan een inhoudingsvrijstelling worden toegepast. De vennootschap hoeft dan geen dividendbelasting in te houden en af te dragen aan de Belastingdienst.

Keuze wordt verplichting

Op dit moment kan de uitkerende vennootschap er nog voor kiezen om de inhoudingsvrijstelling niet toe te passen. De vennootschap houdt dan 15% dividendbelasting in, doet hiervan aangifte en draagt dit af aan de Belastingdienst.

Deze keuzemogelijkheid verdwijnt. Vanaf 2025 moet een vennootschap, als een inhoudingsvrijstelling kan worden toegepast, deze ook toepassen. Geen keuze meer dus, maar een verplichting.

Nieuw: mogelijkheid bezwaar

Op dit moment kan een aandeelhouder niet in bezwaar gaan tegen het niet toepassen van de inhoudingsvrijstelling door de uitkerende vennootschap. Vanaf 2025 kan dat wel. Als de uitkerende vennootschap ten onrechte de inhoudingsvrijstelling niet toepast, kan de aandeelhouder bezwaar aantekenen tegen de ingehouden dividendbelasting. Als dat bezwaar wordt toegewezen, wordt de ten onrechte ingehouden dividendbelasting uitbetaald aan de aandeelhouder.

Fiscale eenheid

De inhoudingsvrijstelling geldt overigens ook als de uitkerende vennootschap en de ontvanger van het dividend tot dezelfde fiscale eenheid in de zin van de vennootschapsbelasting horen. Ook daar wijzigt de keuze vanaf 2025 in een verplichting.

Let op! Het voorstel om van de keuze om de inhoudingsvrijstelling toe te passen een verplichting te maken is op Prinsjesdag 2024 gedaan. De Tweede en Eerste Kamer moeten dit voorstel nog aannemen. Het is daarom nog niet definitief.

Posted in Niet gecategoriseerd

Btw op sportbeoefening naar 21% btw vanaf 2026

Het kabinet stelt voor om de btw op sport te verhogen naar 21% vanaf 2026. Het gaat hierbij om sport bij commerciële aanbieders. Zo blijft de plaatselijke niet-commerciële sportvereniging buiten schot.

Sport bij commerciële aanbieders

Golfbaan

Bij sport gaat het om gelegenheid geven tot sportbeoefening en baden, in combinatie met de terbeschikkingstelling van een sportaccommodatie door commerciële aanbieders. Commerciële aanbieders zijn instellingen met een winstoogmerk. Denk aan fitnessen op een sportschool of schaatsen op een schaatsbaan. Het voorstel is om de btw die over het sportabonnement of de toegangsprijs berekend wordt, te verhogen naar 21%.

Let op! Sportlessen die plaatsvinden zonder dat een sportaccommodatie ter beschikking wordt gesteld zijn op dit moment al belast tegen 21% btw.

Sport bij niet-winst beogende aanbieder

Het sporten bij niet-winst beogende aanbieders, zoals de plaatselijke voetbalvereniging of hockeyclub, is niet in het voorstel betrokken. Daar blijft, net als nu, de btw-vrijstelling gelden en blijft de btw over de contributie dus 0%.

Ook toegang tot wedstrijden naar 21% btw

Het voorstel is om ook de btw op de toegangsprijs tot sportwedstrijden vanaf 2026 te verhogen naar 21%.

Let op! Dit betreft niet alleen de toegang tot sportwedstrijden bij de professionals, ook de toegangsprijs bij amateurwedstrijden van sportverenigingen wordt verhoogd naar 21% btw.

Vooruitbetalingen in 2025 ook al tegen 21% btw

Betalen klanten in 2025 al voor sport die plaatsvindt in 2026? Dan moet de commerciële sportaanbieder ook in 2025 al 21% btw berekenen. In het wetsvoorstel is namelijk opgenomen dat voor het bepalen van het btw-tarief niet het moment van betaling van belang is, maar het moment van sportuitoefening. Wordt bijvoorbeeld in oktober 2025 een abonnement betaald dat loopt van 1 oktober 2025 tot 1 oktober 2026, dan is over 3/4 van het abonnement 21% btw verschuldigd.

Let op! Het wetsvoorstel moet nog door zowel de Tweede als de Eerste Kamer worden aangenomen. De btw-verhoging en de voorwaarden staan daarom nog niet definitief vast.

Posted in Niet gecategoriseerd